- Op zoek naar de heilige integraal
- Meesterlijk ontwerpen vanuit technische basis
- Kwaliteit tonen met vormgeving
Van de redactie
DE SAMENHANG DER DINGEN
Bij mijn milieukunde-opleiding aan de universiteit van Utrecht heb ik geleerd dat milieuvraagstukken een integrale benadering vergen. Wij noemden dat “interdisciplinair”, en dan zaten we in werkgroepjes met bijvoorbeeld een jurist, een bioloog, een fysisch geograaf, en een planoloog bij mekaar. Met een beetje pech ook een eenvoudige spui-terszoon die later eindredacteur werd. Die dan steeds zat te mekkeren dat oppervlaktetechnieken veelal verduurzamingstechnieken zijn, en dus qua levenscyclusdenken niet gauw in de hoek van de milieuvervuilers gezet zou kunnen worden. Hoe langer iets meegaat, hoe minder snel er weer materiaal uit de aardkorst gepeurd moet worden om het te vervangen.
Mijn gemekker is geen lesmateriaal geworden. Toen ik een excursie naar de spuiterij aanbood, werd ik zelfs doorverwezen naar de studentenvereniging. Eigenlijk had ik de volgende dag met de heftruck binnen moeten rijden, Edje Frontaal. Maar we zaten halverwege de studietoren die vanaf de snelweg al te zien is, daar houden ze dan weer wèl rekening mee natuurlijk.
“Ik roep dit al jaren, maar tot mijn
verbíjstering constateer ik dat het waar is!”
Mijn studiegenoten van toen staan inmiddels schouder aan schouder tegen ons op de bres, vanuit de instituten en instanties waar zij hun overheidssalaris thans verdienen. In de Verenigde Staten is het inmiddels zo ver, dat een gelijkblijvend aantal milieuambtenaren een steeds kleiner wordende groep oppervlaktebehandelaars achter de vodden zit. Terwijl de waardetoevoegende productie, dus de basis van de Westerse diensteneconomie, wegtrekt naar goedkopere productiezones…
En terwijl een integrale ontwerpbenadering die productie juist in de Hoge Lonen Landen zou kunnen houden!
Als ontwerpers stilstaan bij de maakbaarheid, zoals ophangpunten vanwege de hangbaansystemen en leegloopgaten vanwege badenreeksen en sproeitunnels, en geen corrosietijdbommen maken door ongelukkige materiaalcombinaties en verbindingsvormen, is er al veel gewonnen. Het wordt nog leuker, als nieuwe waardetoevoegende technieken geïntegreerd worden, zoals oppervlaktebehandelingen die functies toevoegen. Wat te denken van zelfreinigende gevels, energiebesparende vensterglascoatings, of Smart Coatings die op omgevingsimpulsen reageren. En dankzij nanotechnologie komt ook steeds meer Wondere Wereld binnen handbereik!
Dan moet de maakindustrie wel dicht op de ontwerpers zitten, voor de broodnodige kruisbestuiving. Voor de Samenhang der Dingen. Geen Kenniseconomie zonder Maak-industrie. Je moet iets kunnen uitproberen, en ze moeten met stages en praktijkproeven opgeleid worden. Immersch.
“Ik roep dit al jaren, maar tot mijn verbíjstering constateer ik dat het waar is!” was eens de klaroenstoot van dezelfde opleidingsdeskundige als waar de titel van dit stukje van gegapt is. Hij was het hoofd van de PT-groep, thans Centrum voor Techniek bij de Hogeschool van Utrecht. Jan de Bruin is thans nog actief in het Platform Integratie Techno-logieën, dat niet alleen de “samenhang der dingen” onderstreept maar ook een brugfunctie van hogescholen naar industrie en andersom bevordert. Want zo is het óók: om met opdrachtgevers in gesprek te kunnen, of dat nou ontwerpafdelingen, architecten of infrabeheerderszijn, moeten oppervlaktebehandelaars mee kunnen discussiëren op -zeg maar- HBO niveau. Dus is het maar goed dat er weer aan een nieuwe deeltijd-HBO Oppervlaktetechniek (of Surface Engineering) gesleuteld wordt. Voor de Samenhang der Dingen. Hopelijk in wisselwerking met andere opleidingen, als ze niet door heftruckchauffeurs geramkraakt zijn!
Edward Uittenbroek,
eindredacteur