Artikelen Oppervlaktetechnieken juli-augustus 2006

  • Schumacher Plating officieel heropend
  • Onverwoestbaar beroepsenthousiasme
  • Denk in mogelijkheden, niet in problemengeleid
  • Je moet het in de praktijk doen
  • Kennisconvenant met TNO voor oppervlaktebehandeling
  • Lucht is een vluchtig medium II

Van de redactie
“WAARDE WAARDEREN”

Enkele jaren geleden werd de energiewereld opgeschrikt door de elektriciteitsuitval in Californië, waarna vraagtekens geplaatst werden bij een onbeperkt vrijemarktdenken bij nutsvoorzieningen. Het opknippen van de opwekking en distributie onder een tijdeljke wettelijk bevriezing van de stroomprijs, bracht energieleveranciers in problemen. Stroomgebrek door hittegolven (airco’s!) en gebrek aan stuwmeerwater deed vervolgens de prijzen na vrijgave torenhoog oplopen op de energiebeurs die ingesteld was , de “Power Exchange”.

Deze zomer was het in Nederland, evenals in 2003, ook het gebrek aan koelcapaciteit bij elektriciteitscentrales die het alarm deed afgaan. De steeds vaker voorkomende hittegolven en lage rivierstanden kunnen ervoor zorgen, dat er her en der centrales afgeschakeld moeten worden wegens gebrek aan koelcapaciteit. De eersten die zonder stroom gezet worden, zijn dan de consument en de industrie.

Eerst de industrie uitschakelen?
Hoe komt men tot dergelijke conclusies???

Vraagpieken kunnen ook de voorziening stilleggen. In Londen ging eind juli de stroom eraf in woonwijken en winkelstraten, in blokken van vier uur. Met het verzoek het gebruik van de airconditioning wat te matigen, hetgeen winkeliers en eethuisjes natuurlijk graag aan de buurman overlaten.

Deze geschiedenis deed me denken aan een rapport dat enkele jaren geleden verscheen, waarin voorgerekend was in welke volgorde verschillende doelgroepen moeten opdraaien voor een elektriciteitstekort. Het accountants-bureau, dus een organisatie waar ik al weinig industriële sympathie van verwacht, kwam tot duidelijke conclusies. Eerst industriebedrijven afschakelen, daarna pas kantoren. Dat zou de economie het minste schaden.

Eerst de industrie uitschakelen?
Hoe komt men tot dergelijke conclusies???

Nou zou ik zelf zeggen: op kantoren kun je langer doorwerken zonder stroom, omdat je urenlang kan blijven computeren op laptops (en eventueel veiligheidsaccu’s van de centrale computerserver). Uw vakblad wordt ook gemaakt op een laptop en een telefoon met ingebouwde tekstverwerker, vaak zonder dat er een stopcontact in de buurt is! En vergaderen moet maar eens met een glaasje water (of de fluitketel op een campingpitje zetten!).
Maar als je kraanbaan stilstaat, of je roldeur gaat niet meer open, of elektrische compressors krijgen een snipperdag, dan is dat een ander verhaal. Moet ieder industrieterrein dus maar een generatorhuis met dieselopslag paraat houden? Ik zou eerder zeggen: laat kantoren hun koelte-huishouding beter regelen, bijvoorbeeld met oppervlaktebehandeld glas, en wat eigen stroomopwekking op het dak zetten voor de zomerpieken. Zonnecellen maak je trouwens ook met oppervlaktetechniek. Mooi industrieel product!

De onderbouwing stond ook als een huis. Voor de waardering van economische activiteit had men een kwantitatieve benadering gekozen, zodat alles wat in Nederland gebeurt in een vergelijkbare eenheid uitgedrukt werd. Dat was de gulden. Voor industriële activiteiten had men een uurtarief aangehouden, en voor diverse kantooractiviteiten ook.

Nou hoef je toch geen academische vorming gehad te hebben, om te begrijpen dat de vaststelling van die uurtarieven in sterke mate bepalend zal zijn voor de uitkomst. En inderdaad: met een industriestop ging maar een paar tientjes per verletuur verloren, en met een kantoorstop veel meer.

De overheid en energiesector hebben met dit rapport dus een kwantitatieve onderbouwing in handen, gebaseerd op een waardering die niet alleen praktijkvreemd is, maar ook een teken aan de wand is voor de hedendaagse “kennis-economie”. Op zich lijkt de onderbouwing te kloppen. Als een industrie-bedrijf bijvoorbeeld een advocaat in de arm heeft moeten nemen, staat een werknemer een dagdeel te produceren om de vergoeding bij elkaar te harken van een kort telefoongesprekje van de manager met die advocaat.

Dat doet mij denken aan een cartoon van enkele eeuwen geleden (wie wat bewaart, heeft wat). Een armoedige, hardwerkende landbouwer gaat gebukt onder het gewicht van een volvette grootgrondbezitter en daarbovenop een religieuse geloofwaardigheidsbekleder. Die schrijnende omstandigheden, aangevuld door de eerste decennia van de Industriële Revolutie, leidden tot opstanden in diverse schokgolven.

Inmiddels glijden we weer af naar een situatie waarin een steeds kleinere groep waardescheppende werkpaarden bereden wordt door een circus-act van toeziende en mee-etende acrobaten. Er komt anderhalve milieu- en kwaliteits-optocht langs. Want oppervlaktetechniek wordt nog al te vaak als hinderlijk oponthoud en “oude economie” gezien, dat strikte toezicht vergt en dat aan banden gelegd moet worden.

Na vijftig jaar professionalisering van het vakmanschap, die in sterke mate aan de eerste generaties VOM-trekpaarden te danken is, kunnen we ons oog de komende vijftig jaar gaan richten op co-makership en waardering van de oppervlaktebehandelingstechnieken in andere ketensegmenten. Veel uurtarief dat elders zonder mitsen en maren geboekt mag worden, kunnen we dan binnen de eigen kanalen bijschrijven. Dan wordt er ook nog wat goeds gedaan voor dat geld!

Edward Uittenbroek,
eindredacteur