Eens ging ik bij de verfwinkel de kleur laten mengen voor het bootje van mijn broer. Het bleek na het kwasten uiteindelijk een fractie te licht. Resultaat: we dobberden rond in een lichtblauwe babykamer waar de futen en aalscholvers een half uur extra lang voor onder water bleven, zó erg. Dus als u nog eens komt ontspannen in de Reeuwijkse Plassen: de futen en aalscholvers zijn allemaal verdronken. Jammer hoor.
Maar een schilder staat toch meestal niet ter plaatse zijn kleur te mengen. Die neemt een kleurenwaaier mee zodat ie precies kan laten zien hoe het wordt. Nou ja, precies…
Om te beginnen zijn veel kleurenwaaiers kunstdruk op karton, in plaats van lak op hout. Ander substraat + andere deklaag, dus andere kleurimpressie + andere glans. Bijna goed.
Vervolgens is daar het verschijnsel Metamerie. Wij kennen dit van de heksentoer genaamd “stropdas uitzoeken”. Als variant op de Wet van Murphy zou je kunnen stellen: een stropdas die in de winkel perfect kleurt, zal buiten de winkel alles en iedereen bij elkaar vloeken. Inderdaad: als de kleur bíjna goed is, vloekt het juist.
Daglicht heeft een andere verdeling van golflengten dan kunstlicht. Dus zal de selectieve weerkaatsing door het substraat (bijvoorbeeld weerkaatsing van vooral een rood golflengtebereik als vooral het gele golflengtedeel geabsorbeerd wordt door de ondergrond) natuurlijk ook net iets anders zijn. Een TL-licht is weer anders dan een spaarlamp, of een romantisch kaarsje… Vloeken bij kaarslicht? Ja, ik heb het nagevraagd bij de Bond tegen het Vloeken, en zij waren ook des duivels over dit fenomeen. Vloeken? In geen geval!
Als ik cursus geef over lakverwerking, gooi ik er de eerste bijeenkomst altijd het fenomeen licht, kleur en glans tegenaan. Geinig onderwerp, en je hebt de volgende dag wat leuks te melden in de kantine. Ook altijd aardig op feestjes en partijen.
Maar hoe weet je nou of het metamerie was, of je eigen gepruts met de mengmachine, of gewoon een ongelukkige lakkeuze? Bijna passend bij de plinten, bijna passend bij het plafond. Je kan het niet altijd helpen, bijvoorbeeld als je maar een deel mag overschilderen in de oorspronkelijke kleur, en de rest blijft wat het was. Zeker als het een minuscuul beetje verkleurd was over de jaren. Dan is het dus ook niet meer behulpzaam als bijvoorbeeld de destijds gebruikte laksoort exact bekend is. Die verkleuring hoeft niet alleen buiten door de zon veroorzaakt te zijn (vloeken op het dakterras?). Het kan ook binnen, bijvoorbeeld door sigarettenrook. “Met een vloek en een zucht wordt het hart met rook gelucht.” Of keukenluchtjes, maar dan voelt de vrouw des huizes (M/V) zich wel erg persoonlijk aangesproken, dus gebruik dát argument maar níét. Tip.
Mag ik een voorzet geven?
Hou richting klanten een slag om de arm met kleurenwaaiers, en probeer te vermijden dat je slechts een deel mag bijwerken. Kortom: toon expertise en vergroot daarmee zowel de opdracht als de klanttevredenheid.
Edward Uittenbroek
Bron: Schildersvakkrant, mei 2006