Flexwerker

Mijn college Corrosie & Coatings voor het vak Onderhoudstechnologie (Hogeschool van Utrecht) heeft twee doelen. Enerzijds natuurlijk inzicht verschaffen in het ontstaan en voorkómen van corrosie. Anderzijds het belang van samenwerking erin rammen. Twintig onderhoudstechnologen kon ik toetakelen met filmpjes en praatjeplaatjes over wat er komt kijken bij een degelijk stuk materiaalverduurzaming. Coatingwerk begint op iemands tekentafel waar de objecten ontworpen worden – soms met boobytraps die ik ‘corrosietijdbommen’ noem. Van het bestek en de opdrachtverstrekking en – hopelijk – vereisten van opgeleid en/of gecertificeerd personeel bij onderaannemers tot aan de nazorg: met man en muis worden alle zeilen bijgezet. Terwijl het uiteindelijk maar door een handjevol lakverwerkers gerealiseerd wordt.

Een probleem is, dat zelfs binnen dezelfde organisatie de ene beslisser probeert een halve knaak te besparen op inkoop, waarna zijn collega verderop in de gang voor tonnen de mist in gaat de komende jaren. Daar heb je managers voor, om op een hoger beslisniveau het optimum te vinden. ‘Synergie’ heet dat dan. Daar schijnen ze nogal goed in te zijn, want het wordt vaak als argument gebruikt voor reorganisaties en samenvoegingen. Maar als de mist van deze budgetscheidingen opgetrokken is, blijkt de afdeling Onderhoud al het schip in gegaan te zijn met allerlei “onverwachte” tussentijds optredende gebreken. Goede voornemens over Totale Levensduurkosten zijn dan op de klippen gelopen.

Zelfs als de ontwerper het zelf moet bouwen en onderhouden (Design, Construct and Maintain), kunnen er nog corrosietijdbommen of low budget beschermingsmaatregelen voorkomen. Ik ken een voorbeeld waarbij alles en iedereen die op HBO-niveau functioneert voor zijn eigen deelstap koos zonder ‘over de heg te kijken’. En alleen een eenvoudige conserveerder het totaal overzag, en weigerde met minder dan een goed systeem voor de dag te komen. Andere gingen door de bocht onder druk van tijd en budget. De vakman wil daar zijn naam niet aan verbinden. De vervolgkosten van herstelwerk zijn gigantisch, vergeleken met het bedrag dat in het oorspronkelijke lakken omgaat. Degene met een belang in dat vervolgwerk was de enige die de ellende – voor een deel – had weten te voorkomen. De vervolgkosten mag de belastingbetaler nu bijpassen.

Mag ik een voorzet geven?

Hoe eerder de vakman mag bijsturen hoe beter. Want die moet in de huidige prakrijk wél de flexibiliteit opbrengen om andermans gaten dicht te varen, door in een te laat stadium nog gauw wat verf aan te mogen brengen. Vervolgens moet de eigenaar/gebruiker de flexibiliteit opbrengen voor tussentijds meerwerk en misschien zelfs demontage. Dan heb ik liever wat meer vroegtíjdige flexibiliteit van de hoge heren aanbesteders. Een herwaardering voor het vakgebied Lakverwerker, dus.

Vandaar dergelijke colleges.

Maar daar krijg je wel onderhoudstechnologen voor, terwijl ik de lakverwerkers nog niet heb gezien bij de duale HBO-opleiding Oppervlaktetechnologie… Terwijl ‘duaal’ nou juist betekent dat je voor eenderde op de werkplek bezig bent, bijvoorbeeld met bovenbedoelde vraagstukken.

Dus moeten we eerst ons eigen vakgebied maar eens herwaarderen…

Mocht deze droom uitkomen, dan moeten wij dat vanuit ons werkveld wel waar kunnen maken. Als we die flexibiliteit kunnen opbrengen.

Edward Uittenbroek

Bron: Schildersvakkrant, mei 2009