Onbekommerd maar niet onbelommerd. Zo zou je de moderne camouflagetuinier kunnen omschrijven. Nu de openingsceremonie van mijn nieuwe blokhut nadert, waarover deze serie Voorzetten gaat, wil ik eens stilstaan bij wat kleurenlogica. Want onlangs werd ik bij de mengmachine van een bouwmarkt tot intens inwerkende verbijstering gedreven.
Met reikhalzend huiveren kijkt de verfwereld uit naar het gereedkomen van mijn project. Niet die blokhut natuurlijk, hoewel ik daar al een handvol Voorzetjes aan zou kunnen wijden. Ik hou een soort systeemvergelijking bij met allerlei verschillende verfcombinaties en applicatiemethoden, om er een heus leerpracticum van te maken. Maar de kleuren zelf zijn ook een leerpracticum: neem nou de kleur Leerbruin. De naam zegt het al: als je hem eenmaal hebt, heb je weer iets bijgeleerd. Bijvoorbeeld dat-ie precies in de juiste RAL-kleur te mengen is (8027), evenals de bijbehorende 6031 (Bronsgroen) en 9021 (Teerzwart).
‘Spreken is zilver, zwijgen is goud’. De juiste kleuren mengen zal dan wel brons zijn, want zoals het kleinst denkbare kind weet, zijn dit de NAVO-kleuren voor de Noord-Duitse laagvlakte. Waarin mijn teergeliefde radiografische tank en kazerne dus uitgedost zullen worden. Geen probleem dus om die even in schildersverf te laten mengen. Ware het niet dat… het alleen in zijdeglans komt.
?
Mag ik een voorzet geven?
Met camouflage bedoel ik natuurlijk óók een lage glansgraad, zoals matzwart, matbruin en matgroen! Want als mijn M-26 Snow Leopard (schaal 1: 16) straks staat te halfglanzen in de zon, zien mijn buren hem zó staan natuurlijk. Niet dat ze over de schuttingen mijn tuin in staan te kijken, maar er komt een berghelling richting het dak van de blokhut, en ik wil die 25 meter die de granaten ver komen natuurlijk vanuit verdekte opstelling benutten. In verftermen: ik kan in beide richtingen vier tuinen bestrijken. Maar dan moeten de buurtjes niet al naar binnen gevlucht zijn, natuurlijk.
Hoe op aard bedenkt iemand dan dat je schutkleuren zou kunnen mengen zolang het maar zijdeglans mag zijn? Dit brengt me bij de definitie van kwaliteit volgens ISO: “voldoen aan kenbaar gemaakte en vanzelfsprekende behoeften”. Dus vierkante wielen, betonnen zwemvesten en opvallende schutkleuren zijn per definitie geen kwaliteit. Kies ik speciaal een bouwmarkt en een hooggegrepen verfmerk uit, is het antwoord een halfglanzend “ja, dat kan”. Niet dus.
Nou is het niet zozeer de tank die er gekleurd op staat. Eigenlijk had ik daarvoor al een acrylspuitlak in gedachten. De kazerne en in eerste instantie de nok van de hut, die zouden evenééns in NAVO-stijl opgetrokken moeten worden. Met als doel de politiehelicopter om de tuin te leiden, mochten de buren gaan klagen. Dan kan er natuurlijk altijd nog een Flakpanzer anti-luchtdoeltank bij komen om hem neer te schieten, al was het maar om het rotorkabaal. Maar liever hou ik het op een lommerrijk (=bladerrijk) gecamoufleerd kleurenspel in puur natuur. Zo vind ik rust in de natuur. En mijn buren profiteren mee: een groene buur is beter dan een blauwe vriend.
Edward Uittenbroek
Bron: Schildersvakkrant, maart 2010